Artiesten
Michèle van Baaren
Viool, draailier, trom
In 1985 stond Michèle aan de wieg Ördöngős. Ze leerde de Hongaarse volksmuziek door veel te luisteren en na te spelen en door cursussen en lessen te volgen, o.a. in Nederland, Transsylvanië en Hongarije. Haar belangrijkste leermeesters zijn Sándor Fodor (“Netti”), Martin Kodoba en Dénes Hrúz.
Afkomstig uit een muzikaal nest begon Michèle al op 7 jarige leeftijd viool te spelen: een echte klassieke opleiding, eerst op de muziekschool, later bij Qui van Woerdekom. Tijdens haar studie biologie ontdekte zij de volksmuziek, speelde bij het Leids Zigeunerorkest Csárdás en nam deel aan “dansmuzikantencursussen”, hetgeen een vervolg kreeg in haar samenspelen met Frans Tromp. Nog steeds begeleidt zij mijn veel plezier Zweedse en Hongaarse dansavonden. In 1991 zei ze de biologie vaarwel en studeerde een jaar volksmuziek bij Jonny Soling op de “folkhögskola” in het Zweedse Malung. Naast Ördöngős speelt Michèle in het Zweedse ensemble "Hunebend". Sinds 2006 is Michèle werkzaam als groepsleerkracht in het basisonderwijs waar ze veel plezier heeft van haar achtergrond als bioloog en muzikant
Jeroen Duijfjes
kontra (altviool), fluiten, zang
Ooit klassiek begonnen op blokfluit en dwarsfluit, maakte ook Jeroen kennis met de volksmuziek uit Oost-Europa in orkest Csárdás waar hij nog steeds deel van uit maakt. Hij ging daar panfluit spelen en later ook akkoorden op de altviool. In het Hongaarse danshuis raakte hij in de ban van de Hongaarse volksmuziek en dans. Toen in orkest Ördöngős de kontraplaats vacant kwam, greep hij zijn kans en de akkoorden vanaf dat moment op drie snaren tegelijk.
Na een eerste stoomcursus in Jászberény bij Antal Fekete (“Puma”), leerde hij verder vooral bij Szabolcs Hrúz, de weergaloze kontraspeler van orkest Düvõ uit Salgótarján. Leermeesters en favoriete voorbeelden bij de authentieke orkesten uit Transsylvanië zijn verder vooral Stefan Moldovan uit Palatka en Ferenc Mezei (“Csángáló”) uit Szászcsávás.
Frank de Jong
contrabas, tárogató, gardon, koboz, klarinet
Frank maakt vanaf de oprichting in 1985 onderdeel uit van Ördöngős. Zijn eerste kennismaking met Oost-Europese volksmuziek betrof een optreden van de Hongaarse groep Muzsikás in 1978. Frank speelt vanaf zijn 12e klarinet en saxofoon. Op 18 jarige leeftijd ging hij actief volksmuziek spelen bij Csárdás, aanvankelijk als klarinettist en taragottist later als bassist. Het spelen van volksmuziek op de contrabas leerde hij in de praktijk, en de Hongaarse stijlen leerde hij van Gyula Kozma, Pál Havasréti en Róbert Doór en van de zigeuners uit Transsylvanië. Speciaal voor Ördöngős speelt hij op de drie snarige contrabas, met zowel de Duitse klassieke stok als de primitieve korte stok die in de Hongaarse volksmuziek gebruikelijk is. Naast Ördöngős speelt Frank met Trio Trabant en recent ook met Marcsi Banda, en in een geheel ander genre met Kingston Airlines. Frank maakte tournees in binnen en buitenland en speelde mee op verschillende CD's. Zie ook de website van Frank.
viool
Een gewone viool met stalen snaren, zonder schoudersteun. Voor de typisch Hongaarse versieringen is een speciale linkerhandtechniek vereist.
kontra
Een altviool met een platte kam, bespannen met 3 snaren in de stemming g-d1-a. Doordat de snaren in één vlak liggen kunnen ze alle 3 gelijktijdig worden aangestreken. Dit instrument wordt gebruikt om harmonieën en ritme op te spelen ter begeleiding van de melodie.
contrabas
Een bas met 3 darmsnaren bespannen, in de stemming A1-D-G. Deze snaren geven het typische “ronkende”geluid in de Hongaarse muziek, vooral als hij wordt bespeeld met de kleine, primitieve Hongaarse stok. In bepaalde stijlen (bijvoorbeeld bij Magyarpalatka en Ördöngősfüzes) wordt alleen de laagste snaar gebruikt, welke een hele of anderhalve toon hoger gestemd wordt dan normaal.
tárogató (taragot)
Dit houten blaasinstrument heeft een enkel riet en vertoont gelijkenis met een sopraansaxofoon. Het instrument kan een zeer melancholieke klank voortbrengen, die de luistereraar tot in de ziel kan raken. Waarschijnlijk is dit instrument in de tweede helft van de negentiende eeuw, na de uitvinding van de saxofoon, in Hongarije ontworpen. Het instrument wordt zowel in de Roemeense als Hongaarse volksmuziek toegepast.
draailier
Dit snaarinstrument, dat in heel Midden- en West-Europa voorkomt, is een orkest op zich. Op de melodiesnaar kun je via toetsen verschillende tonen maken, de bourdonsnaren geven een vaste begeleidingstoon, en de trompetsnaar zorgt via een kammetje, dat op een plaatje tikt, voor de ritmische begeleiding. Het wiel fungeert als strijkstok.
koboz (of cobza)
Een soort luit met een korte hals en 2 maal 4 snaren, die paarsgewijs gestemd zijn. Het gedeelte van de hals waar de stemschroeven in zitten, staat onder een hoek van 90 graden naar achteren gebogen ten opzichte van de rest van de hals. Het is een Roemeens volksmuziekinstrument, dat gebruikt wordt in de sterk Roemeens beïnvloede muziek uit Moldva.
herdersfluit
Een soort primitieve blokfluit uit Moldva (Moldavië in Roemenië).
trom
Onze trom is een tapan, een trom die in de balkan algemeen wordt gebruikt. In de Hongaarse muziek gebruikt men echter twee gelijke trommelstokken in plaats van een dikke stok en een riet om op de trom te slaan.
(ütő)gardon
Dit instrument heet letterlijk vertaald slagcello. Er zitten 4 snaren op: 3 dikke en 1 dunne darmsnaar, alle in d gestemd. Op de dikke snaren wordt geslagen met een stok, aan de dunne snaar wordt getrokken, zodat hij met een tik op de toets terugspringt. Dit instrument wordt alleen in Gyimes (een paar kleine dorpjes in de Karpaten) gebruikt. Meestal speelt een echtpaar samen: de man op de viool, zijn vrouw op de gardon. Om praktische redenen heeft Ördöngős voor een andere oplossing gekozen.
Op een festival in Hongarije in de zomer van 1985 werd Michèle van Baaren zo gegrepen door de Hongaarse volksmuziek, dat zij besloot een Hongaars trio op te richten. De naam van het trio is afgeleid van het dorpje Ördöngősfüzes in Transsylvanië en betekent duvels. Op de foto hiernaast staat Frank bij dit dorp. Deze naam bevat een verwijzing naar vroeger tijden, waarin volksmuziek vaak als komende van de duivel werd aangemerkt. Duivels of niet, wíj zijn in ieder geval steeds meer in de ban geraakt van deze muziek: eerst speelden we Hongaarse LP’s na, en namen we lessen bij orkesten Téka, Muzikás, Ögrös en Düvő wanneer die in Nederland op tournee waren. Later gingen we meerdere malen op reis naar Hongarije en Transsylvanië en namen les bij de zigeunermuzikanten die in de dorpen de nog steeds levende volksmuziek vertolken. Om de muziek en de mooie liedteksten beter te begrijpen namen we zelfs enkele jaren Hongaarse taalles.
De Hongaarse volksmuziek is vooral functionele muziek, voor de begeleiding van trouw en rouw, en meestal ook dansmuziek. Daarom speelt Ördöngős al vrijwel vanaf de oprichting in het Hongaarse Danshuis in Utrecht. Dit laatste is al sinds 1985 dé plek waar liefhebbers van Hongaarse muziek en dans elkaar eens per maand kunnen treffen. Ördöngős was het vaste begeleidingsorkest van de demonstratiegroep Buzavirág. Met Buzavirág maakte Ördöngős in 1994 een tournee door Hongarije. Tegenwoordig werkt Ördöngős vaak met één of meerdere dansparen en heeft onder andere een programma "de Transsylvaanse Bruiloft" waarin een danspaar een belangrijke rol heeft.
De afgelopen 25 jaar gaven we regelmatig concerten, soms met een danspaar of met de dansgroep Búzavirág, en speelden op feesten, recepties en partijen, in Hongaarse danshuizen en begeleidden we danslessen. Meestal in Nederland, maar ook in Hongarije, Italië, België en Luxemburg. Recent traden we onder andere op in de Pollentuin in Ruinerwold, op de Oost-Europa markt in Tilburg en op het Sterrenfestival in Dwingeloo.